Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen, Hoofdstuk: Beeldhouwsteen
Zachte beeldhouwstenen
Inleiding
Gesteenten bestaan uit een mix van mineralen. Een gesteente bestaat vrijwel nooit uit één enkel mineraal. Graniet bijvoorbeeld bestaat meestal uit de hoofdbestanddelen kwarts, veldspaat en glimmer. Daarnaast kunnen er in graniet nog een heleboel verschillende mineralen voorkomen. Zo zijn er heel veel verschillende graniet-soorten met allemaal hun specifieke eigenschappen. In deze les eerst de zachte beeldhouwstenen.
Marmer bestaat aan de andere kant voor vrijwel 100% uit het mineraal calciet. Maar er zijn duizenden marmer groeven met elk hun eigen soorten. Want vaak komen uit één groeve nog verschillende handelssoorten steen, met elk hun eigen eigenschappen.
Erger nog: van sommige stenen veranderen de eigenschappen nog duidelijk nadat ze uit de groeve komen. Ze harden na. Dat geldt met name voor Kalkstenen en Marmers.
Gevolg is dat je de bewerkbaarheid van een specifieke steensoort nogal kan verschillen.
Om alles nog onoverzichtelijker te maken worden in de handel vaak de bij het grote publiek bekende namen voor steensoorten gebruikt in plaats van hun juiste petrologische naam. Bijvoorbeeld veel als “marmer” aangeduide stenen zijn geen marmer maar lijken er op.
Hierna een overzichtje van tegenwoordig veel gebruikte zachte beeldhouwstenen.
Ik behandel zachte en hardere beeldhouwstenen apart. Voor een overzicht van hardere en harde beeldhouwstenen zie: “Hardere Steensoorten“.
Speksteen
Speksteen bestaat voor bijna 100% uit het mineraal Talk. Talk en talkpoeder wordt veelvuldig gebruikt in babypoeder, cosmetica en geneesmiddelen (als vuller voor pillen).
Speksteen is een omzettingsgesteente (het ontstaat door chemische omzetting van een basisgesteente). De verschillende kleuren van de steen ontstaan door kleine hoeveelheden andere mineralen, meestal metaaloxiden. Groen komt veel voor door de aanwezigheid van (tweewaardig) ijzer.
Tot voor ca. 10 jaar was er veel aanvoer van goede kwaliteit uit Brazilië, China, India en Pakistan. Tegenwoordig worden vaker eenmalige partijen / slechts tijdelijk bepaalde soorten aangeboden. De soorten en kwaliteiten variëren daarom nogal.
Alle als beeldhouwsteen aangeboden speksteensoorten zijn te bewerken met goedkope raspen, beeldhouwraspen en houtbeitels. Zie mijn artikel over gereedschap.
Er is vrij veel verschil in kwaliteit van speksteen. Mindere kwaliteit bevat nogal eens insluitingen van hardere mineralen. Soms zijn die knetterhard. Je ziet deze niet direct maar merkt het bij het bewerken. Dan is er ineens een hap uit je beitel.
Bekende soorten zijn:
- Brazilië: Zachte tot zeer zachte “bruine” en “groene” soorten. De bruine variëteit is soms zo zacht dat polijsten niet goed mogelijk is. Kleuren van donkerbruin naar lichtbruin met soms wat lichtgroen tot donkergroen.
Ook witte speksteen wordt wel uit Brazilië geïmporteerd (zeer zacht). Het beroemde Christusbeeld boven Rio de Janeiro is geheel bedekt met deze witte speksteen. (zie plaatje hierboven uit Wikimedia commons). - China roze: Mooi wit tot roze. De aanvoer is tegenwoordig vaak van wat mindere kwaliteit. D.w.z. wat splinteriger en minder mooi roze dan vroeger. Goede kwaliteit is homogeen, zacht en zeer goed te bewerken.
- China zwart-wit: Is wat gelaagd (daardoor wat meer kans op breuk). Goede kwaliteit is echt wit met zwart, niet grijs. En zeer goed te bewerken maar wat harder dan Braziliaanse speksteen.
- India geel-groen: (komt ook wel uit Pakistan). Zacht, goed te bewerken. Kan een heel mooi patroon van geel, bruin en groen hebben.
- India groen: Sterk variabel. Er zijn zuiver groene soorten, soms zo goed als transparant. Meestal met een schubachtige structuur, wat werken met zeer scherp gereedschap nodig maakt.
Als je speksteen koopt is vaak moeilijk te zien hoe de bewerkte steen er uit kan zien. Hieronder een paar voorbeelden van ruwe steen (boven) en hoe de bewerkte steen er uit kan zien (onder).
Serpentijn
Serpentijnen ontstaan door serpentinisering van mantelgesteente. Dat is een omzettingsproces. (metamorfose). Omdat er een groot aantal oorsprongsgesteenten is dat kan serpentiniseren zijn er ook veel soorten serpentijn. Veel serpentijn soorten zijn relatief zacht maar toch weerbestendig. Dat maakt het tot ideale beeldhouwsteen voor hobby-beeldhouwers.
Serpentijn soorten komen over de hele wereld voor, maar worden nu vooral gewonnen in Afrika (m.n. Zimbabwe), India, Pakistan en China.
Veel serpentijn soorten hebben een zachte bruine laag aan de buitenkant. Dat is ijzeroxide dat bij het proces van serpentinisering is uitgezweet.
De zachtere soorten zijn nog wel met beeldhouwraspen en houtbeitels te bewerken, maar dat gaat wel veel langzamer dan bij b.v. speksteen. Er gaat niet zo snel wat af. Vaak is dan werken met smeedstaal beter.
Hieronder de bekendste zachtere soorten.
- Opaal: Afrika. Groen met bruin (buitenkant). De bruine laag is veel zachter dan de groene.
- Raindrop: Afrika. Met gele en blauw-groene tekening. Zeer goed bewerkbaar
- India serpentijn: India of Pakistan. Een zeer fijnkorrelige donkergroene steen. Bij volledig polijsten en heet in de was zetten wordt de steen echt zwart. Een ideale steen om zeer fijn in de detailleren. De steen is wat taai.
Voorbeelden van bewerkte Serpentijn soorten (de stenen zijn zeer verschillend in grootte):
Albast
Albast is een zeer gewilde beeldhouwsteen. Nadeel: albast is enigszins wateroplosbaar en daardoor niet voor buitenopstelling geschikt.
Albast is een fijn-kristallijne variant van gips (calciumsulfaat-dyhidraat).
Er is een tweede kristalvorm van gips: Seleniet (behandel ik later).
Albast wordt vanouds gewonnen in Portugal. Het wordt gevonden in oude kleiafzettingen waar het gips in de vorm van knollen is uitgekristalliseerd. De knollen kunnen tot meerdere meters in omvang zijn, maar zijn meestal tussen 20 cm en 1 meter doorsnee. Daaruit worden vaak plakken van 5, 10, 20cm of nog dikker gezaagd. Knollen worden ook wel ongezaagd aangeboden. Daar kun je jezelf mee verrassen, als je gewoon de steen volgt en kijkt wat er uit komt.
Alleen de witte variant van albast is zacht genoeg om met eenvoudige raspen en houtbeitels te bewerken. Dat gaat echter wel veel langzamer dan bij b.v. speksteen. Er gaat niet zo veel steen tegelijk af.
De andere albast-varianten volgen na de posts over bewerking van hardere steen.
- Wit. Wit is de zachtste soort. Na speksteen een geliefde steen om in te beeldhouwen. De witte variant kan nog meer of minder transparant zijn. Typisch voor albast zijn de opake “wolken” in een verder transparantere steen. Dat geeft hele mooie patronen. De mate van transparantie is zeer variabel.
Pas op met je onderwerpskeuze: Doordat deze albast tamelijk transparant is werpt het weinig schaduw. Daardoor vallen fijne details vaak helemaal weg tegen de achtergrond. De beste resultaten krijg je vaak door bewust de transparantie te gebruiken. Laat dunne stukken in de steen over. Daar komt het licht dan mooi door.
Albast is een tamelijk taaie steensoort, splintert daardoor weinig. Pas echter op als je aan de buitenkant van een knol werkt: daar zitten vaak nog klei insluitingen, waarop de steen kan scheuren.
Pas verder op: zoals alle kristallijne gesteenten kun je deze steen “blauw” slaan. Dat is: als je stevig op de steen slaat wordt hij van transparant melkachtig wit. Dit wit kan snel tot een centimeter diep in de steen gaan.
Kalksteen
Kalkstenen zijn in zee gevormde steensoorten die voor het grootste gedeelte uit calciumcarbonaat in de vorm van de mineralen calciet en/of aragoniet bestaan.
Er zijn nog twee groepen gesteenten die grotendeels uit kalk bestaan: kalksinters en marmers. Die behandel ik in “Hardere Steensoorten“
Veel kalkstenen bestaan uit de overblijfselen van de kalkpantsertjes van schelpdieren, kreeftjes enz. Die verbrokkelen en worden in lagen op de zeebodem afgezet. Door afzetting van andere in het zeewater aanwezige stoffen worden deze korreltjes met elkaar verbonden tot een gesteente. We noemen dat cementeren. Dit proces heet diagenese. Er zijn bij kalksteen verschillende soorten cement. Silica (neerslag van kiezelzuur), klei en ook stoffen van organische oorsprong komen in kalksteen voor.
Een andere ontstaanswijze van kalksteen is in de koraalriffen. Daar zorgen de poliepen voor de opbouw van het gesteente.
Daarnaast onderscheiden kalkstenen zich door hun korrelgrootte en -vorm (hoekig, rondgeslepen).
Kalkstenen zijn er van zeer zacht tot zeer hard.
Zeer zachte kalkstenen zijn alleen: Mergel
- Mergel. De enige Nederlandse natuursteen die nog gedolven wordt. Zeer zacht en tamelijk grofkorrelig. Kiezelig gebonden. Dat wil zeggen dat in de kalksteenlagen waarin mergel gevormd is ook kwarts is afgezet. Als cement van de steen in hele kleine beetjes, maar ook als vuurstenen ingebed in het gesteente. In kwalitatief goede mergel komt echter zelden vuursteen voor.
Mergel is een ideale steen voor studies. Als mergel vrij opgesteld wordt (zodat het aan de onderkant niet nat blijft) is het volledig wintervast.
Bewerkbaarheid: Mergel is zeer zacht, bewerkbaar met alles vanaf een keukenmesje.