Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen, Hoofdstuk: Beeldhouwtechniek 

Werkvolgorde bij het beeldhouwen

In deze les: leg ik uit wat de werkvolgorde bij het beeldhouwen is voor zachte en hardere steen.
Belangrijk: Bij alle soorten steen maak je eerst de vorm (zie de lessen vormen). Als die er helemaal is, kun je aan oppervlakteafwerking beginnen.

Werkvolgorde bij het beeldhouwen: vormgeven

Zachte steen

Voor zachte steen (Mergel, Speksteen etc.) is de werkvolgorde bij het beeldhouwen tamelijk intuïtief.

Begin met de grondvorm. Omdat de grondvorm over de hele steen gaat neem je hiervoor zo groot mogelijk gereedschap. Dat dwingt om nog geen details te maken. Dus neem een grote rasp of een flinke beitel. Als de grondvorm klaar is kun je kleinere vormen met kleiner gereedschap maken. Als je raspt: kleine raspjes hebben ook fijnere vertanding. Daardoor wordt het oppervlak van de werk al steeds gladder.

Als je vorm helemaal af is kun je eventueel schuren en polijsten. Bedenk dat bij het schuren van een beeld van speksteen nog ca. 2mm steen weggeschuurd wordt. Pas op dat je details niet verliest bij het schuren. Bij veel zachte steensoorten komen de kleuren en patroon van de steen duidelijker naar voren als je schuurt en polijst met een beetje steenwas. Zie hieronder voor de details van het schuren.

Harde steen

Bij harde(re) steen begin je met een spitsijzer. Alle vormgeving in harde steen doe je met het spitsijzer! Pas als je tot op 5 à 10mm van de “huid” bent kun je met andere beitels gaan werken. (De term “huid” stamt van de beeldhouwer die een vrouwenfiguur uit de steen haalt.).

Zie ook dit filmpje van de rijksdienst voor het cultureel erfgoed.
Dit is iets wat voor bijna iedereen in eerst instantie tegennatuurlijk is. Met je spitsijzer krijg je een “heuvellandschap” waardoor je de vorm die je aan het maken bent moeilijker kunt zien. De neiging bestaat om alles met een vlakke beitelt te doen. Doe dat niet!

Waarom zo?
De druksterkte van de meeste steensoorten is 5 à 20 x zo groot als de treksterkte.(druksterkte is de druk waarbij de steen versplintert als je er op drukt, treksterkte waarbij hij splijt als je eraan trekt).
Dat wil zeggen: steen versplinteren kost veel meer kracht dan steen uitbreken. Een spitsijzer dringt met zijn punt in de steen (=versplintert de steen daar) en breekt vervolgens met zijn zijden steen uit.

Na één slag met het spitsijzer

Als je met een vlakke beitel werkt moet je over de hele breedte van de beitel steen versplinteren. Daar is veel meer kracht voor nodig dan met je spitsijzer.

Voor meer uitleg over de fysica van het steen bewerken, zie hieronder.

Ja,en?

In de eerste plaats moet beeldhouwen geen zwaar werk zijn (zie ook de les “gereedschap voor hardere steen”).
Bij hardere steen moet je balanceren tussen twee gevaren: dat je gereedschap stuk gaat, en: dat de steen in stukken breekt. We proberen daarom gereedschap en steen zo min mogelijk te belasten.

Werk met je spitsijzer zo veel mogelijk als met een ploeg: rechte voren naast elkaar. Genoeg uit elkaar om bij de volgende laag die je uitbreekt in het midden tussen de voren steen uit te breken. Dat gaat dan heel gemakkelijk. Hieronder een plaatje na de eerste twee voren.

Je ziet ook de typische sporen die je spitsijzer in de steen maakt: in het midden van de groef zie je een lichte lijn: daar is de steen versplinterd. Aan beide zijden daarvan is veel meer steen uitgebroken. Om veel steen te verwijderen is zo maar een klein beetje versplinterd.

Zie ook de foto hieronder. Voren allemaal in dezelfde richting geven ook het rustigste beeld. Als je het “zicht” op de vorm kwijt bent kun je tussendoor je heuvellandschap wel met bv. een vlakke beitel of een rasp vlakken. Maar daarna weer verder werken met spitsijzer.

Werkvolgorde bij het beeldhouwen van Michelangelo
Michelangelo: de “Rondanini Piëta”. Je kunt zijn werkwijze zien.

Na het spitsen kun je details duidelijker gaan maken met tandijzer, rondeel of vlakke beitel.

Omdat je hier veel minder steen verwijdert kun je ook met een “zachtere” klopper (hout of kunststof) werken.
Pas op bij het werken met een tandijzer dat je de beitel vlak op de steen zet, zodat alle tanden meewerken. Gebruik de een tandijzer op één punt, dan is er goede kans dat je een tand afbreekt.

Met vlakke beitel en rondeel kun je de steen glad genoeg krijgen om niet meer te hoeven schuren. Zie foto hiernaast alles met de beitel, alleen de plint is hier geschuurd.

Wil je een nog gladder oppervlak dan kun je natuurlijk schuren.

Alternatieve gereedschapskeuzes

Bij het bewerken van de steen heb je de volgende keten:

– de beeldhouwer
– het gereedschap: klopper/hamer en beitel
– de steen
De werkwijze hierboven is bedoeld om de beeldhouwer met zo min mogelijk inspanning de steen te laten verwijderen en tegelijk het gereedschap en de steen zo min mogelijk te belasten. Dit werkt goed voor de meeste steensoorten.
Omdat gereedschapskeuze toch afhankelijk is van de soort steen die je bewerkt hieronder wat specifieke gevallen.

Zandsteen en middelharde kalksteen.

In Duitsland (een echt zandsteenland) wordt de vormgeving in zandsteen wel met tandijzer (spitse tanden) en houten klopper gedaan. Zandsteen en middelharde kalksteen zijn relatief taai. De houten klopper oefent relatief lang druk uit op de beitel, wat past bij het feit dat de steen taai is, de beitel dus tamelijk ver in de steen moet dringen om steen uit te breken. Aangezien een tandijzer met spitse tanden in feite een aantal spitsijzers op een rij is, moet je wel met relatief veel kracht slaan.

Dit werkt dus vooral goed als je een goede slagtechniek hebt, anders word je zo snel moe.
Maar dan werkt deze methode ook sneller dan met weekijzer klopper en spitsijzer.

Alternatief voor een houten klopper is hier een tamelijk harde kunststof klopper.

Marmer

Met de ‘zandsteen” methode kùn je ook marmer bewerken, maar bedenk:

– Je belast je steen met meerdere tanden veel meer dan met één enkele tand (= een spitsijzer).
– Je moet veel meer kracht in je slag leggen met meerdere tanden.

Albast

Albast is erg gevoelig voor “blauw slaan”. Werk je met een spitsijzer voor de vormgeving, dan goed oppassen dat je de beitel niet te steil aanzet, anders krijg je opake witte plekken in de steen. Je kunt hier ook met tandijzer en houten klopper werken, dat geeft minder snel “blauwe” plekken.

Andere gereedschapscombinaties

  • Houten of kunststof klopper op een smeedstalen beitel. Dat kan, mits je een beitel met klopperkop gebruikt. Nadeel: je belast de steen meer en wordt zelf sneller moe. Voor zachtere steen (albast, zachter kalksteen enz.).
  • Rondeel gebruiken om vorm te geven.
    Voordeel: je krijgt direct een gladder oppervlak dan met een spitsijzer. Daardoor houd je meer zicht op de vorm die je aan het maken bent.
    Nadeel: Werkt aanzienlijk langzamer en vermoeiender dan een spitsijzer.

Voor geïnteresseerden: de fysica van klopper- en beitelkeuzes.

Over scherpe tikken en doffe dreunen.

Spitsijzer

Ik neem als voorbeeld het werken met spitsijzer. Voor andere beitels is het verhaal net iets anders maar wel analoog.

Wat gebeurt er als ik met mijn klopper op de beitel sla?

De beitelpunt dringt een klein eindje in de steen in. Daar wordt materiaal verpulverd: de druksterkte van de steen wordt overschreden.
De zijkanten van de punt van de beitel werken nu als een wig en breken steen uit. (de treksterkte van steen is veel lager dan de druksterkte).

Bewerken van harde en brosse steen.

De beitel dringt maar een klein eindje in voor de steen uitbreekt. Dat betekent dat de slag maar kort hoeft te zijn. Je hebt voor harde steen een hoge druk nodig (om de druksterkte van de steen te overwinnen), maar slechts gedurende korte tijd: een korte scherpe tik met harde klopper volstaat.

Taaie steen bewerken

De beitel moet verder in de steen doordringen voor er een stukje uitbreekt. Daarom moet de druk langer in stand blijven. Dat kan als je een klopper gebruikt die wat minder hard is (verder indeukt): een houten of kunststof klopper. Voorbeelden: zandsteen, zachtere kalkstenen, witte albast.

Opmerkingen

Widia beitels
Pas op met het gebruik van Widia beitels op taaie steen, waar de beitel vrij ver in de steen dringt voor die uitbreekt. Daarmee kun je de soldeernaad van beschadigen.

Stalen kloppers
Staal op staal is slecht voor je oren. Het geeft een hele scherpe tik. Dat kan echt pijn in je oren veroorzaken.

Slagtechniek
Belangrijk is los te werken. De klopper het werk laten doen: weinig verspilde energie, weinig van je energie in de steen. Als je vast werkt of je krampachtig slaat heb je de volgende dag spierpijn en sla je je steen sneller stuk. Want er landt meer van jouw energie in de steen.
Dit is iets wat je alleen in een fysieke cursus van een leraar kunt leren. En: je moet het heel lang oefenen voor je het onder de knie hebt!

De hoek van je beitel t.o.v. de steen.
Als je je beitel de steil op de steen zet dringt die diep in de steen. Dan heb je ook vaak meerdere slagen nodig voor er een stukje steen uitbreekt. Alleen bij de aanzet moet je je beitel wat steiler zetten. Zodra je grip hebt op de steen de beitel zo vlak mogelijk houden.

Oppervlakteafwerking

Een deel van de steen is ruw gelaten

Zeer zachte en zachte steen kun je vaak het beste alleen schuren en polijsten. Zie hieronder.
Je kunt er ook voor kiezen een deel van je steen onbewerkt te laten en de breukvlakken te laten zien. Dat kan heel goed werken, zie plaatje hiernaast.

Bedenk wel dat als je een breukvlak wilt laten staan je daar met beitel, rasp of schuurpapier niet aan moet komen. Een oppervlak zoals met breken is ontstaan kun je nooit meer terugkrijgen met gereedschap.

Voor hardere steen zijn er een aantal “ruwe” oppervlakteafwerkingen. Ik noem er een paar:

  • Met tandijzer “richting” geven aan je steen.
  • Gebouchardeerd
  • Gefrijnd

Hieronder een plaatje van deze 3 afwerkingen

Boucharderen en Frijnen zijn bewerkingen die je echt door een beeldhouwer in een fysieke cursus moet laten zien en zelf oefenen).

Werkvolgorde bij het beeldhouwen: oppervlakteafwerking.
Richting met tandijzer, Gefrijnd en Gebouchardeerd

Schuren

Grofkorrelige stenen laten zich niet goed polijsten, met name veel kalkstenen en zandsteen. Daar kun je de voorgaande oppervlakteafwerkingen goed gebruiken.
Marmers, vooral witte marmers zien er gepolijst niet erg vriendelijk uit. (Dan ziet het er uit als plastic). Witte marmer die je tot korrel 120 of 240 schuurt krijgt een “huid”-effect, dat vaak veel vriendelijker oogt.

Het schuren zelf

Vóór je gaat schuren: alles wat je nog met beitel of rasp glad kunt maken gaat sneller met deze gereedschappen dan schuren.

Ik schuur afhankelijk van hoe glad mijn steen al is beginnend met korrel 60 (zachte steen) of korrel 40 (harde steen).

Met deze grofte schuur je alle bewerkingssporen van je gereedschap (beitel of rasp) volledig weg. Er mogen hierna allen nog krassen van dit schuurpapier te zien zijn. Bewerkingssporen van gereedschap krijg je met fijner schuurpapier ook wel weg, maar dat duurt véél langer.

Omdat dit schuurpapier ook krassen achterlaat schuren we vervolgens met fijner schuurpapier, en nog fijner schuurpapier enz.

Zachte steen schuren

Voor zachte en middelharde steen achtereenvolgens:

  • Schuurlinnen korrel 60 droog schuren.
  • Schuurlinnen korrel 120 ook droog
  • Schuurpapier 240 nat òf schuurspons 240 nat
  • Schuurpapier 500 nat òf schuurspons 500 nat
  • Schuurpapier 1000 nat òf schuurvlies 30 micron
  • Zo nodig nog schuurpapier 1500 nat òf schuurvlies 15 micron.

We werken in de eerste twee schuurgangen met schuurlinnen en niet met schuurpapier, omdat bij schuurpapier met grover korrel de korrels snel loslaten als je het papier buigt of vouwt. Dat probleem heb je veel minder met schuurlinnen.

Opmerking: er is erg veel verschil in kwaliteit van schuurlinnen. Ik gebruik schuurlinnen van SAIT type “saitec DAF”.

In plaats van schuursponzen 250 en 500 kun je ook Mirka Abranet gebruiken (zie link). Dat schuurt prima en loop niet snel vol.
Abranet is voorzien van een klit-laag om te gebruiken op een steunschijf. Maar zonder dat werkt het ook heel goed. Je kunt het klein opvouwen om in hoekjes te schuren zonder dat er korrels afkomen.

Na de laatste schuurgang kun je was aanbrengen om een hoogglans oppervlak te krijgen en de kleur van de steen beter te laten uitkomen.
Wil je geen was gebruiken en toch hoogglans bereiken, dan moet je met nog fijner schuurmateriaal schuren. Ik doe dat dan achtereenvolgens met schuurvlies 9 micron, 3 micron en 1 micron.

Werkvolgorde bij het beeldhouwen: schuren.
Schuurlinnen korrel 60 en 120, Schuurspons korrel 250 en Watervast schuurpapier korrel 500, 1000 en 1500
Arbranet en Schuurvlies 30 en 15 micron

Nat of droog

Droogschuren heeft als nadeel dat bij fijne korrels je schuurpapier snel “vol” loopt, dan schuurt het niet meer goed (en er ontstaat veel fijnstof).
Bij nat schuren loopt je schuurpapier niet snel vol: Neem een bodempje water in een teiltje. Leg daar een doekje onderin (om te voorkomen dat je steen aan de onderkant krast). Maak steen en schuurpapier nat en schuur waar mogelijk in ronde bewegingen (zo krijg je een gelijkmatiger oppervlak). Regelmatig steen en schuurpapier afspoelen.

Opmerking bij Abranet:
Bij Abranet moet je speciaal oppassen dat je niet in één richting schuurt. Het weefsel heeft de korrels inrijen liggen. Daardoor ontstaat er als je in die richting schuurt een duidelijk golgpatroon in je steen.

Nadeel van nat schuren is dat je krassen in de steen veel slechter ziet. Om te beoordelen of je goed geschuurd hebt moet je daarom na elke schuurgang de steen volledig droog maken (ook niet vochtig laten), dan kun je krassen weer zien.

Wèl is het zo dat, zodra je je steen nat gaat schuren de kleur van de steen ineens echt zichtbaar wordt. Maar als die weer opdroogt wordt de steen toch weer fletser van kleur. Daarom doen we er later wat was op, dat haalt de kleur terug.

Problemen bij het schuren

Meestal kun je met watervast schuurpapier je hele steen goed schuren.

Maar het komt vaker voor dat je al een heel eind geschuurd hebt, maar bij b.v. na het schuren met korrel 500 ineens ziet dat er nieuwe krassen zijn ontstaan, die er na het schuren met 250 nog niet waren. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • Bij sommige zachte stenen bevat de steen ook kleine (veel) hardere insluitingen, die bij het schuren uitbrokkelen. Dat geeft nieuwe krassen. Je kunt dan niet helemaal krasvrij werken, maar het help om je schuurpapier en steen heel regelmatig af te spoelen. Verder goed voelen of je een korreltje meeschuurt.
  • Sommige mensen schuren met teveel kracht. Dan loopt je schuurpapier snel vast op de steen. Schuren mag ook heel ontspannen zijn.
  • Soms krassen de zijkanten van je schuurpapier. Als je watervast schuurpapier gebruikt is het dragermateriaal van je schuurpapier (het “papier”) vaak harder dan b.v. zachte speksteen. Dan krijg je met name in holle vormen nieuwe krassen. Zorg er dan voor dat de kanten van je schuurpapier steeds vrij blijven van de steen.
    Dit probleem treedt bij alle schuurmiddelen met harde drager. Hieronder microscoop foto’s van 3 soorten:
    • Gewoon watervast schuurpapier. Dit loopt sneller vol en krast bij korrelgroottes vanaf 500 nog wel eens.
    • Abranet. Je ziet het rode weefsel van de drager. Dat is tamelijk hard en kan aan de kanten van je “schuurpapier” krassen geven. Op de drager zie je in wit hechtmateriaal de zwarte schuurkorrels.
      Abranet werkt wel goed bij het schuren, want het is heel open en loopt daardoor niet snel vol.
    • 3M schuurvlies. Je ziet de kleine zwarte schuurkorrels tegen de draden van het vlies. Dit vlies geeft eigenlijk nooit extra krassen.

Harde steen schuren

Bij harde stenen schuur ik met diamant schuurpads. Die gebruik ik niet voor zachtere steen omdat diamant schuurpads in gebruik veel duurder zijn dan stukjes schuurpapier.

Begin met korrel 40 (als de steen nog erg ruw is) of 60. Dan achtereenvolgens schuren met korrel 100, 200, 400, 800, 1500 en eventueel 3000.

Diamantschuurpads

Steen in de was zetten

Er is een soort steen die we voor het in de was zetten verwarmen: India serpentijn / galastone zwart. (verwarmen is altijd een risico: er kunnen scheuren in de steen ontstaan). Zie hierna.

Alle andere steensoorten maken we alleen volledig droog vóór het in de was zetten. De steen moet wel ècht droog zijn, hij mag niet vochtig zijn. Dat duurt vooral bij poreuze stenen wel even. Zo nodig met de föhn (lage stand) droogföhnen.

De wassoort

Gewone kleurloze meubelwas werkt meestal goed. Deze wordt ook wel met een ander etiket als “steenwas” verkocht. Verder zijn er steenwas soorten met bijenwas. Ik gebruik een zelfbereide “puur natuur” was die uit bijenwas, carnaubawas en terpentijn bestaat. (Recept bij mij verkrijgbaar.)

Met “speksteenolie” heb ik geen goede ervaringen.

Het polijsten

Breng een dun laagje was aan op de steen (met je vingers of met een doekje). Wacht vervolgens zo lang tot de was ver genoeg is uitgehard. Probeer met een zacht doekje heel licht te wrijven. Je moet een beetje weerstand voelen en je moet de was er niet afwrijven. Als dit zo is langzaam krachtiger wrijven. Dan gaat de steen glanzen.

Ben je te laat met uitwrijven dan is de was te hard en laat zich niet goed meer verdelen. Je kunt dan met een doekje met een beetje terpentine de was weer vloeibaar maken en toch uitpoetsen.

India serpentijn / Galastone zwart

Deze steen kan volledig zwart gepolijst worden. Bij het schuren al is de steen bij elke schuurgang donkerder geworden. Met was wordt je beeld pas echt zwart.

De steen is tamelijk poreus, dus was trekt er diep in. Daarom heb je hier veel was nodig, en het helpt de steen te verwarmen.
Verwarm de steen (in de oven) rustig tot hij zo warm is, dat je hem net niet meer goed kunt beetpakken: het moet een beetje pijn doen.
Breng dan direct vrij veel was aan. Deze smelt nu en trekt in de steen. De steen mag zo heet zijn, dat er een beetje rook afkomt. Zoveel was opbrengen dat die niet meer verdwijnt (dat zie je als er doffe plekken ontstaan. Daar nog wat was nageven).

Vervolgens laten afkoelen tot je de was uit kunt poetsen.