Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen, Hoofdstuk: Vormen, vrije vormen
Van klein naar groot
In de les “de voelsteen” heb ik het gehad over eenvoudige abstracte vormen. Dat ging om een heel klein steentje. In deze les laat ik zien wat de problemen kunnen zijn als je groter werkt. We gaan van klein naar groot.
Van voelsteen naar meer dan levensgroot.
Als je je voelsteen bekijkt is het meestal ook een mooie abstracte vorm geworden. Helemaal zonder vooraf te weten hoe die moest worden!
Als je nu een steen neemt die 3 à 4x zo groot is (ca. 25 cm.) gebeurt vaak het volgende: De cursist begint aan één kant van de steen vormen te maken (verdiepingen, groeven, bolle stukken). Dat ziet er vaak best wel goed uit. Dan moet er ook nog wat aan de volgende kant van de steen. En zo tot aan alle zijden wat gedaan is.
Op deze manier ontstaat een soort “versierde” steen. De grondvorm van de steen is niet wezenlijk veranderd, er is voornamelijk aan de oppervlakte gewerkt. Daar zijn een aantal op zich leuke vormen ontstaan, die echter vaak los van elkaar staan.
Deze steen ziet er heel anders uit dan onze voelsteen (rechter plaatje) als we die 3x zo groot zouden maken. Meestal valt het resultaat nu wat tegen.
Wat kan er fout gaan?
- Als je een krachtige of mooie vorm wilt maken moet je beginnen een grondvorm te maken, die over de hele steen (alle zijden) loopt. Kleinere details komen later.
Daarvoor moet je dus ook beginnen veel steen weg te halen (ik zeg dan: “laat de helft hier”). Of anders gezegd: je moet beginnen veel grotere vormen te maken. Bij voorkeur vormen die over meerdere kanten van de steen lopen.
Bij de voelsteen was dat geen punt. Het steentje is zó klein je er maar weinig verschillende vormen uit kunt halen. - Als je meer verschillende vormen in je steen maakt zorg er dan voor dat die:
- in elkaar doorlopen
of - elkaar versterken
of - heel duidelijk van elkaar gescheiden zijn.
- in elkaar doorlopen
- Je kunt ook alleen een grondvorm meer spanning geven.
- Verder is het zo dat je van tijd tot tijd afstand moet nemen. Meestal zit je zó dicht op je werk dat je geen overzicht hebt. Dan zie je pas van een afstand hoe je creatie er echt uitziet. Vuistregel: ga op minstens 10x de grootte van je steen staan (dus hier 2 ½ meter) en kijk dan. Bekijk je werk van alle kanten.
Dat is bij de voelsteen geen probleem, daar heb je altijd voldoende afstand.
Bij hele grote beelden kun je last krijgen dat je steeds van onder af naar je werk kijkt. Dan heeft het beeld de neiging om naar boven toe steeds groter te worden.