Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen,
Hoofdstuk: Vormen, volumes oefenen
En hoofdstuk: basisoefeningen met de rasp
Van gat naar golf
Een belangrijk aspect van het beeldhouwen is het verschil tussen kijken naar “wat moet weg” en het zien van wat ik “volumes” noem. Ik laat dit als eerste met drie basisvormen zien: het gat, de trechter en de golf.
Als je dat snapt kun je de overgang maken van “wat moet weg” naar “deze vorm (dit steenvolume) wil ik maken”.
Ik introduceer ook de term “luchtvorm” als tegenstelling tot de term “volume”.
Gereedschap: Voor deze oefening gebruik ik:
(zie ook de les: “gereedschap voor zachte steen“)
- Een accuboor met een metaalboortje 8 mm.
- Voor de trechter:
- Een rattenstaartrasp 21 cm
- Een raspje model 204 (Milani) 5 cm
- Voor de golf:
- Een rattenstaart rasp 8 mm doorsnee
- Een kabinetrasp met punt (20 cm)
Het gat (of: “wat moet weg”).
Om je beeld ruimtelijker te maken helpt het vaak ergens een gat in de steen te boren (door en door).
Want als er licht door het gat schijnt krijgt je steen optisch meer diepte. Vergelijk dit met een foto, waar de achtergrond licht is. Daardoor krijgt de foto diepte. Zie b.v. de foto van Andreas Feininger (links).
Rechts een foto zonder helderheidsverschil tussen voor- en achtergrond. Deze werkt veel vlakker.
Hieronder de uitwerking daarvan.
Ik boor een gat in mijn steen (figuur 3):
In eerste instantie komt er nauwelijks licht door het gat (links). Ik maak daarom dat groter en geef het een trechtervorm (midden). Daardoor komt veel meer licht door het gat. Om de trechtervorm duidelijk te maken heb ik in deze figuur een lijntje gezet (rechts).
Nu ziet dit stuk van mijn steen er zó uit (figuur 6):
Erg bevredigend is dit nog niet. Ik heb mijn steen wel ruimtelijker gemaakt maar hij heeft nog geen mooie vorm. De vraag is: hoe nu verder? Het gat nog groter maken of meer gaten maken lost niets op.
In feite heb ik nu lucht vorm gegeven (het trechter-gat). Niet de steen. Want: de steen rondom mijn trechter is nog heel onregelmatig. Daar gaat het uiteindelijk om: de steen die overblijft moet vorm krijgen.
Ik noem deze trechter een “luchtvorm”. Gaten, gleuven, kommen enz. noem ik allemaal “lucht” vormen. Dit in tegenstelling tot wat ik (steen-) “volumes” noem.
Belangrijk is om een “luchtvorm” met een doel te gebruiken. Bv. om een “volume” te versterken. Anders blijft het een truc.
Hierna een voorbeeld hoe je dat kunt doen: de golf.
Volumes.
Wat ik met (steen-)volumes bedoel laat ik hieronder zien.
Ik ga weer uit van een gat in mijn steen.
In plaats van me te concentreren op de vorm van het gat (zoals bij de trechter hiervoor), concentreer ik me op de vorm van wat moet blijven staan.
Ik ga uit van een plek op de steen waar mijn golf kan komen.
Hoe je zo’n plek creëert laat ik in de volgende post zien.
Ik boor eerst een gat (figuur 7).
Nu wil ik daaruit een overslaande golf laten ontstaan. Die teken ik voor de duidelijkheid op mijn steen (figuur 8).
Nu ga ik deze golf uitwerken (figuur 9):
En uiteindelijk zie je in figuur 10 de complete golf.
Het gat dat ik aanvankelijk gemaakt heb was de aanzet om een golf-volume te maken.
Belangrijk:
Ik ben van “waar moet steen weg”, zoals bij de trechter gegaan naar “welke vorm wil ik maken”.
Dat is essentieel bij het beeldhouwen: concentreer je op de vormen die je wilt maken. Dan zie je ook vanzelf waar wat weg moet. Het deel steen dat mijn golf vormt noem ik een “volume”. Of anders gezegd: een driedimensionale vorm. Dit in tegenstelling tot lijnen (1D) en vlakken (2D).
Wij (westerse mensen) zijn geneigd in lijnen te denken. Dat werkt niet goed bij het beeldhouwen. Zie daarvoor de lessen “Basisvormen: bol, “Slakkenhuis en spiraal”, “Meer basisvormen” “.
Deze vormen een soort 3D-blokkendoos waar je je steen mee kan vormgeven. Het resultaat van zulke blokkendoos-oefeningen levert een aantal leuke abstracte beelden op.