Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen, Hoofdstuk: Vormen, naar voorbeeld werken op zicht

Met vormen schuiven

In deze post leer je te schuiven met vormen in de steen.

Achtereenvolgens vertel ik wat komt kijken bij het schuiven met vormen:

  • Het probleem dat je je te snel houvast zoekt / je te snel vastlegt.
  • Met vormen schuiven
  • Voorwaarden om te kunnen schuiven

Te snel houvast zoeken, je te snel vastleggen.

Een voorbeeld van wat vaak fout gaat.
Hieronder wat onze oppas in onze vakantie bij ons thuis heeft gemaakt. Ze schetste eerst wat ze wilde maken. Daarnaast het resultaat (replica).

Met een goede schets toch de mist in gaan. Je kunt niet meer schuiven met de armen

Het resultaat stelde erg teleur.

Reconstructie

Ik heb een reconstructie gemaakt wat hier waarschijnlijk gebeurd is.

Wat zien we?

De nek is te lang geworden
De armen zijn heel dun geworden
Het lijf is erg breed, maar kan niet goed meer smaller omdat dan de armen niet meer aan het lijf vast zouden komen te zitten.

Hoe komt dat?

Direct in het begin gaat het mis met:
de onderkant van het hoofd t.o.v. de hoogte van het lijf
De plek van de armen in de breedte.
In het begin is het moeilijk inschatten waar wat moet komen te zitten.

Door de armen in deze eerste fase vast te leggen met diepe insnijdingen tussen lijf en armen te maken kunnen we de armen niet dichter naar het midden verleggen als het lijf te breed blijkt te zijn.

Het direct vastleggen van de armen verhindert het later schuiven van de vormen van de armen

Waarom gebeurt dit veel vaker?

Als je met je ruwe of blokvormige steen begint wil je graag snel “houvast” aan je werk. Je wilt snel kunnen zien waar wat zit. Daarom lijkt het logisch snel b.v. armen, benen, hoofd vorm te geven.
Meestal zijn op dat moment de verhoudingen nog niet (helemaal) goed. Dan blijken onderdelen niet helemaal op de goede plek te zitten.
Je zou dan met deze onderdelen willen kunnen schuiven.
Dat kan echter niet als je je meteen zo vastlegt als hierboven: met duidelijke insnijdingen waar alles zit.

We kijken eens hoe je wèl zou kunnen schuiven.

Schuiven

Ik laat dat zien aan het probleem met de armen t.o.v. het te brede lijf.
Ik begin met de insnijding voor de linkerarm (“voor de kijkers rechts”).
Voor de rechterarm (in de plaatjes dus links) doe ik nu iets anders: Ik maak alleen een aanduiding waar die zit. Ik maak wel de ronde vorm, maar laat de overgang naar het lijf vaag.

(Ik gebruik “links” en “rechts” hierna zoals je het in de plaatjes ziet).

Als ik dit in doorsnee teken heb ik ongeveer dit:

Als ik er vervolgens achterkom dat de armen veel te ver van het centrum van mijn torso zitten (het lijf is te breed) is de situatie links en rechts verschillend:

Rechts heb ik een probleem. Dat komt door 2 dingen:

  • Ik heb me optisch vastgelegd op de plek van de arm (er zit een duidelijke lijn).
  • Ik heb diep ingesneden. Er is tot op vrij grote diepte steen weg.

Links kunnen we, doordat we de plaats vaag hebben gehouden nog goed schuiven door de arm iets dieper te leggen. Rechts zouden we de arm veel dieper moeten leggen om hem te kunnen schuiven.

Situatie rechts

Hieronder laat ik eerst zien wat er aan de rechterkant gebeurt als je de arm naar het midden wilt verplaatsen.


Hieronder hoe je aan de linkerkant kunt “schuiven”:

En dan naast elkaar het verschil:

Met vormen schuiven: leg je niet te snel vast.
Links heb je veel minder diep steen moeten weghalen als rechts.
Als je beeld nog “te dik” was kun je links dus makkelijker schuiven dan rechts.

Hoe kun je er voor zorgen dat je dat nog kunt: met vormen schuiven?

  • Begin je figuur “te dik” te maken (dan zit alles er nog in). Dan kun je alle (hoofd-) vormen eerst vaag aanduiden.
  • De vormen vaag laten. Daarmee leg je je ook optisch niet vast op de plek waar ze zitten. Je mag dus geen lijnen zien.
  • Ga in eerste instantie niet dieper de steen in dan de helft van wat je uiteindelijk denkt nodig te hebben.
  • Nu kun je nog met de vormen schuiven: Je beeld is nog te dik, dus je kunt nog wat dieper en doordat alles nog vaag is hoef je niet veel dieper om te schuiven.
Bij deze olifant kun je nog goed schuiven met de vorm

De olifant is nog te dik. Ik heb alles vaag gelaten en ben nog maar op de helft van de uiteindelijke diepte in de steen.

Grondvorm

Ik ga nog een stap terug: het is niet alleen belangrijk je vormen vaag te laten. Maar: begin bij elk beeld met de grondvorm te maken.

Wat is een grondvorm?

Voorbeeld: de grondvorm van een hoofd is een eivorm.
De grondvorm van een vis is bijna een ellips: aan de voorkant wat spitser, aan de achterkant wat stomper.

Begin je vanuit je ruwe steen de grondvorm te maken, dan heb je al heel veel steen verwijderd en ben je op veel plaatsen al vrij dicht bij de “huid”.Dan kan je ook al vrij nauwkeurig de plaats van onderdelen bepalen, zodat je later weinig hoeft te schuiven.

Niet alle beelden hebben zo’n eenvoudige grondvorm. We zullen dit zien als we de olifanten-oefening doen.

De essentie

Nu hebben we een aantal essentiële aspecten van het naar voorbeeld werken behandeld:

  • Eerst de grondvorm maken.
  • Deze te groot / te dik laten
  • Bij het detailleren vormen eerst alleen aanduiden.
    Je mag geen lijnen zien. Met lijnen leg je jezelf (psychologisch) vast, en kun je moeilijker schuiven.

Vervolgens kun je langzaam, “zoekend” naar de “huid” toewerken.

Nadeel van deze methode:

  • Doordat je eerst alleen vage vormen maakt krijg je voor je gevoel minder snel “grip” op je beeld. (als je begint met ogen, neus enz. lijkt het al snel een gezicht).

Voordelen van deze methode

  • hiermee kun je alles maken, zonder angst te hebben dat je te veel weghaalt (de angst: “weg is weg”).
  • Doordat je in het begin steeds vage vormen maakt leer je volumes te herkennen. Dat is essentieel voor verwijderende technieken.
  • Juist door alles vaag te houden leert het je om driedimensionale volumes te zien. En niet in lijnen te werken (want lijnen komen pas helemaal op het laatst).
    En dat is essentieel om ècht driedimensionaal te leren werken.