Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen, Hoofdstuk: Vormen, naar voorbeeld werken op zicht

De druppel uit ruwe steen

Met het tot nu toe behandelde (deel 1 tm. 8 van deze serie) kun je al veel veel. Dat is: zolang je beelden zonder voorbeeld of plan maakt.
Voor velen is dat ofwel te onzeker (zomaar zonder plan beginnen), ofwel niet bevredigend (omdat je iets figuratiefs wilt maken of naar voorbeeld wilt werken).

Nu zou ik b.v. kunnen laten zien hoe je een uil maakt. Dan zou je een kunstje leren (dan kun je uilen maken, maar weinig anders). Ik ben geen Bob Ross. Daarom beschrijf ik in deze blog een algemene manier waarmee je elke vorm kunt maken.

Blokken en aardappels.

In de post “de voelsteen” heb ik een druppelvorm gemaakt. Dat deed ik uit een recht blok mergel. Als je dezelfde vorm uit een andere zachte steensoort wilt halen zul je merken dat speksteen en zachtere serpentijn eigenlijk alleen in vormeloze brokken wordt aangeboden.
Dat komt doordat deze stenen met de hand uit de rots worden gebroken.
Witte albast is dan de zo’n beetje de zachtste steensoort die gezaagd wordt geleverd. Dat is echter duidelijk harder dan speksteen.

Als je dus dezelfde druppelvorm uit speksteen zou willen maken moet je eerst goed kijken:

Is er een steen in de voorraad die een beetje de goede grootte en vorm heeft? En: wat is bepalend voor de grootte van de vorm die je wilt maken?
Hier verkijk je je snel: de “toppen” van het berglandschap van de steen bepalen je beeld. Maar: het zijn de “dalen”,die bepalend zijn voor wat je er uit kunt maken! Dat gaat vaak fout: dan blijft er ergens in je beeld een rommelige deuk zitten, die je niet wegkrijgt zonder je hele vorm kleiner te maken. Of de poten van het dier dat je wilt maken zitten er niet meer aan: “de steen is te klein”.

In het filmpje hieronder laat ik zien hoe dat voor de druppel uitwerkt als we die uit een stuk speksteen maken.

Music by ZakharValaha from Pixabay

Aan dit voorbeeld kun je zien dat het veel eenvoudiger is om uit een blokvormige steen je vorm te halen dan uit een vormeloos brok steen.
Alles bij elkaar heb ik ongeveer anderhalf uur aan deze druppel gewerkt, terwijl de druppel uit mergel in een kwartiertje klaar was.

Voorbeeld en studie

Om te kunnen beoordelen of je vormeloze steen (qua grootte en vorm) geschikt is om je beeld uit te maken moet je een duidelijke voorstelling hebben hoe je beeld er in 3D uit moet zien. Daarbij heb je, zeker als je begint een voorbeeld nodig.

Het gebeurt zelden dat iemand in een van de workshops een 3-dimensionaal voorbeeld meebrengt om te maken. Dus een beeldje of ander 3D voorwerp.
Veel vaker heeft iemand een foto als voorbeeld: “dit wil ik maken”. Mijn vraag is dan altijd: heb je ook een (of meer) foto(s) hoe dit er van andere kant(en) uitziet? Want als je niet weet hoe het er in de ruimte uit ziet wordt het moeilijk. We moeten van 2D (foto) naar 3D.
Als we maar één aanzicht kennen is het beste om eerst een kleine 3D “studie” te maken. Dat is : je maakt eerst een klein exemplaar uit zachte steen (van klei of was kan eventueel ook).

Als je geen 3D voorbeeld hebt om naar te werken kun je zelf een 3D studie maken
2D schets (links) en de studie (was). Je ziet dat het ontwerp nog duidelijk verandert in deze omzetting.

litteratuur wordt dit “taille indirecte” genoemd. Dit tegenover “taille directe” waar je meteen zonder studie vooraf begint te hakken in de steen voor het uiteindelijke beeld.
Deze indirecte methode is natuurlijk een (flinke) hobbel: je wilt liever meteen met je grote steen aan de slag. Maar de moeite loont zich. Je hebt met je studie al een heleboel problemen met deze vorm moeten oplossen. Dat geldt zeker als je je studie in verwijderende techniek hebt gemaakt. Ideaal hiervoor is mergel.

Methodisch werken

Inleiding

Vooropgesteld: met methodisch werken bedoel ik een methode leren waarmee je iedere willekeurige vorm kunt maken. Dus niet: “zo maak je een uil” en vervolgens: “zo maak je een kat” enz. Er zijn wel specifieke problemen als je bv. een kat wilt maken, maar die zijn niet de essentie van een methode.

Het begin van een beeld is altijd moeilijk. We willen graag zo snel mogelijk herkenbare vormen zien. Als we een gezicht willen maken is daarom de neiging groot te beginnen met mond, neus en ogen. Helaas landen die dan zelden op de goede plek, ze moeten veel dieper in de steen hun plek krijgen. En vaak ook nog opschuiven. (Dichter bij elkaar of verder uiteen).
Je ziet dit probleem in het filmpje van een werkstuk. Van voren lijkt het best een gezicht, maar er is toch iets raars aan. Van opzij zie je het probleem: alles ligt ongeveer in het voorvlak. Dit is nog bijna 2-dimensionaal. De ronde grondvorm mist. Ik noem dit wel “een tekening in steen”.

Grondvorm maken

Het eerst wat je moet doen als je een beeld naar voorbeeld maakt is de grondvorm maken.
Hieronder een foto, halverwege het maken van een dier. Je herkent het beest. Er zijn geen details gemaakt, alles is vaag gehouden. Dat is essentieel, want zo kun je nog veel corrigeren (waarover later meer).

Een olifant naar voorbeeld maken.

Toch moet er nog veel steen weg voor de olifant af is. Maar als je zo ver gekomen bent heb je nu “houvast” aan je beeld. Je kunt zien of de proporties kloppen en zo nodig nog wat schuiven. Je bent al dicht bij de “huid” van het beest en kunt details als ogen en slurf op de goede plek aanbrengen. Dat is langzaam beetjes steen verwijderen om details zichtbaar te maken.

Het moeilijkste is hier gedaan.

De hamvraag is: hoe kom je zo ver? Dat is wat een methode je kan leren.

Zie daarvoor de artikelen over vormen.