Dit artikel is onderdeel van de E-cursus beeldhouwen

In deze post wat over kunstzinnige aspecten vanuit verschillende invalshoeken. (Deze overlappen elkaar overigens vaak.)

  • Abstract versus figuratief
  • Het begrip “spanning”
  • Symmetrie en asymmetrie
  • Jong en oud
  • Open en gesloten vormen
  • Rond en hoekig
  • Vorm en patroon
    (later meer aspecten)

Ik gebruik hier een aantal termen uit de kunstgeschiedenis die ik verder niet uitleg. Aan het eind daarom mijn aanbevelingen voor geschikte kunstgeschiedenis boeken.

Foto: Jakub Hałun, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

Abstract en Figuratief

In den beginne (30.000 jaar en langer geleden) maakte de mens afbeeldingen van wat ze in de natuur zagen: figuratief werk. Zie b.v. de “venus” van Willendorf hierboven.

In eerste instantie zonder “abstracte” zaken als sfeer of gevoel weer te willen geven.
Later werden ook sfeer en emoties weergegeven (bv. het lijden van Christus of de dreiging van een storm).
Pas in de 20e eeuw werd geabstraheerd. Dat is: de essentie van een vorm of beweging te zoeken.
(uitzondering: kunst van de Cycladen ca. 3000-2000 v. Chr. Zie foto hiernaast)
Doorgaans met als doel om specifieke aspecten ervan te vangen door vereenvoudigen en/of weglaten (bv. de beweging van een danseres of de karakteristieke elementen van een gezicht) Zie bv. “Madame Pogany” van Constantin Brancusi resp. de “Tänzerin” van Georg Kolbe.

Foto: I, Sailko, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Vereenvoudigde vorm. Naar Mademoiselle Pogany van Constantin Brancusi

Foto: Amina Mendez, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Bedenk: De essentie van bv. een gezicht weergeven is veel moeilijker dan het natuurgetrouw weergeven! Het lijkt zo eenvoudig…

Die essentie werd in vorm gezocht maar ook in sfeer en gevoel. Zoals de impressionistisch schilders de weergave van het licht opnieuw uitvonden.
Later kwamen er stromingen die de weergave van de vorm loslieten en uitsluitend op zoek waren naar het weergeven of oproepen van sfeer, emoties, zoeken naar bijzondere vormen, -licht enz.
Pas op met de term “abstract”. Cursisten vertellen nogal eens dat hun (figuratieve) beeld “een beetje abstract” mag worden. Waarbij eigenlijk bedoeld wordt dat het niet zo precies hoeft te zijn. Dat is wat anders.

Noot: Ik gebruik vaker de tem “abstracte vorm”. Daarmee bedoel ik dat deze niet een gevoel of sfeer of zo hoeft weer te geven. Het gaat mij dan uitsluitend om mooie of spannende vormen, die niets hoeven voor te stellen en nergens voor hoeven staan.

Spanning

We spreken vaak van (optische) spanning in een vorm. Een dergelijke vorm ziet er ook “spannender” uit. Optische spanning ontstaat als we een vorm maken die ook in werkelijkheid ontstaat als iets zichtbaar mechanisch onder spanning staat

Mechanische spanning van een ballon
Typische vorm van iets elastisch onder spanning


Een briljant voorbeeld van spanning zie je in Bernini’s beeld “Ratto Prosperina” (Villa Borghese, Rome). Hij grijpt haar stevig beet. Je ziet dat zijn vingers in haar dij drukken. Dit marmeren beeld lijkt bijna te leven doordat de deuken de zijn vingers in dij haar maken zo realistisch zijn.

Gianlorenzo Bernini “Ratto Prosperina”

Foto: Paolo Picciati, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons


Ook bv. onze druppel (zie post: Vormen van klein naar groot) heeft spanning.

Spanning kan ook op andere manieren ontstaan:

  • In één beeld scherpe kanten en glooiende vormen.
  • Licht en donker.
  • Glad versus onbewerkte steen.
  • Etc.
Scherpe lijnen en vloeiende vormen
Bewerkt en onbewerkt geeft ook een licht/donker contrast

Symmetrie en asymmetrie

Symmetrische vormen werken statisch. Zie bv. de “kouroi” uit de archaïsche Griekse periode (ca.600-480 v. Chr.). Asymmetrische vormen zijn van nature spannender en minder statisch. We werken daarom vaak liever niet symmetrisch (of heel bewust wel). Met de uitvinding van de contraposto rond 450 v. Chr. worden de Griekse beelden in de klassieke periode minder statisch.

Foto: Photoed by User:Mountain, Public domain, via Wikimedia Commons

Foto: Naples National Archaeological Museum, CC BY 2.5, via Wikimedia Commons

De Kouros Anavissos (links) is bijna helemaal symmetrisch en werkt daardoor statisch. Het beeld rechts in contraposto werkt veel dynamischer.

Jong en Oud

Een kop van een jonge vrouw is minder uitdrukkingsvol dan de kop van een oude gerimpelde vrouw. Je kunt de jonge meid mooier vinden, maar het beeld van de oude vrouw zegt meer.
Daarbij geldt ook weer dat een jonge vrouw portretteren lastiger is dan een oude gerimpelde. Als je selfies door een filter haalt om je gezicht mooier te maken haalt het filter kleine onregelmatigheden weg. Het stileert je gezicht. Als je dat zo wilt beeldhouwen komt de precieze vorm erg nauw. Zie de plaatjes van de oude en de jonge vrouw hieronder. Zie ook de discussie onder “abstract en figuratief” over hoe moeilijk “abstraheren” is.

Luca della Robbia, 16e eeuw: Jonge vrouw (gipsafgietsel)
Oude vrouw (eigen werk)

Ruimte: gesloten versus open.

Je kunt bewust gebruik maken van gesloten en open vormen. Voor gesloten vorm: Zie Käthe Kollwitz hieronder. Het feit dat hier het beeld geen enkele opening of diepe holle vorm heeft versterkt de uitdrukking van willen beschermen. Gesloten vormen verbergen iets. Dat kan bv. ook een innerlijke kracht zijn die je wilt uitdrukken.
Open vormen zijn uitnodigender, meestal ook ruimtelijker. Ze ogen vaak ook kwetsbaarder.
“Hoe meer lucht er in je beeld zit, hoe ruimtelijker die is.”
Je kunt hiervan bewust gebruikmaken in je beeld. Zie hieronder.

Gesloten vorm: Käthe Kollwitz “Mutter mit Zwillinge”.

Foto: Axel Mauruszat, Attribution, via Wikimedia Commons

Open vorm: “knuffelen” (eigen werk)

Rond versus hoekig

Ronde vormen associëren we met levende organismen. Hoekige vormen meer met kunstmatige. Het naast elkaar gebruiken van ronde en hoekige vormen geeft een beeld ook weer spanning.

Hoekig: Fritz Wotruba

Foto: Thomas Ledl, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

Combinatie scherp en rond
Ronde vormen (beeld Ine Spruit)

Vorm versus patroon.

Een valkuil: Je neemt een steen met een mooie kleurige structuur en wilt daarvan bv. een kop maken. Helaas zul je dan meestal ervaren dat het gezicht daarvan niet duidelijk uitkomt. De kleurige patronen van de steen verstoren het beeld van het gezicht (maar heel soms komen de kleuren precies op de goede plek uit).
Bonte stenen lenen zich vooral voor eenvoudige vormen. Hetzelfde geldt voor stenen met gaten (bv. Travertijn met grotere gaten) en transparante stenen (daarover later meer).

Travertijn heeft altijd gaten. Deze verstoren hier (o.a.) het gezicht.
In deze bonte steensoort zouden details wegvallen

Wil je fijner detailleren, neem dan een homogeen gekleurde steen of een met alleen geleidelijk verloop.
Als je heel fijn wilt detailleren neem dan een fijnkorrelige witte marmer of een fijnkorrelige zwarte steen (b.v. India serpentijn).

De verlopende kleur versterkt hier de gezichtstrekken. (beeld Ine Spruit)
India serpentijn is ideaal om fijn te detailleren.

Ik breid deze post gaandeweg uit met meer aspecten, o.a.:

  • Stijl (b.v. “Jugendstil” of in de stijl van een bepaalde kunstenaar)
  • Richting en beweging
  • Licht en Gebruik van transparantie
  • Presentatie
  • Jouw boodschap

Aanbevolen literatuur

Er bestaan een 3-tal standaard werken die een overzicht geven van de kunstgeschiedenis.

Dat zijn: “Janson”, “Gombrich” en “Gardner”.

De boeken Janson en Gombrich proberen zoveel mogelijk alle belangrijke kunstenaars te behandelen. Daarbij hebben ze echter de Witte, Mannelijke, Westerse blik. Vrouwelijke kunstenaars en andere culturen komen nauwelijks aan bod.
(Het boek van Janson is in hoge mate bepalend geweest voor het aankoopbeleid van veel musea).

De boeken van Gardner (de eerste edities zijn van een vrouw: Helen Gardner) behandelen ook andere culturen en hebben veel meer oog voor belangrijke vrouwen in de kunst.
Daarnaast is Gardner veel didactischer van opzet. Het legt de belangrijkste eigenschappen van een periode of kunststroming uit aan de hand van een beperkt aantal voorbeelden. Dat wil zeggen: er komt steeds maar een klein aantal kunstenaars aan bod.

Je moet oppassen welk boek van Gardner je gebruikt, want de uitgever (Cengage) heeft een heleboel verschillende (deel-)edities die elkaar sterk overlappen. Die hebben in de inernet-boekhandel vaak allemaal dezelfde titel: “Gardners Art through the ages”. Mijn voorkeur hieronder.

Janson:
“Wereldgeschiedenis van de kunst” door H.W. Janson, 5e druk, Uitgever: Unieboek/Spectrum, ISBN: 978-9-026-94371-3
Gombrich:
“Eeuwige schoonheid” door E.H.Gombrich, 1e druk (2017) Uitgever: Spectrum. ISBN: 978-9-000-35763-5
Gardner:
“Gardners Art though the ages, a global history”, 16e editie (2020) door Fred S. Kleiner. Uitgever: Cengage Learning Inc. ISBN: 978-1-337-63070-2.